
Hoogste punt De Stripmaker Almere bereikt
Hoogste punt De Stripmaker Almere Buiten feestelijk gemarkeerd
‘Een betaalbare woning voor een brede groep mensen’
Van oudsher is het bereiken van het hoogste punt een moment om feestelijk aandacht aan te geven. Geheel in die traditie markeerden Arjan Deutekom, directeur/bestuurder GoedeStede, Dick Boekhout, senior ontwikkelingsmanager bij BPD Gebiedsontwikkeling en Antje de Groot-Schuttert, directeur Trebbe het hoogste punt van De Stripmaker in Almere Buiten. Gezamenlijk plaatsten zij de laatste dakplaat op het appartementencomplex dat deel uitmaakt van deze nieuwe buurt. De Stripmaker is een nieuwe leefomgeving die straks plaats biedt aan 112 woningen bestemd voor de sociale huur en middenhuur.
Arjan Deutekom, directeur-bestuurder GoedeStede: “Dankzij de goede samenwerking tussen de gemeente Almere, BPD en Trebbe kunnen we in korte tijd een mooi project realiseren. Zo komt er voor de woningzoekenden weer een gevarieerd aanbod aan betaalbare woningen beschikbaar.”
Dick Boekhout, senior ontwikkelingsmanager bij BPD: “Door samen op te trekken met woningcorporatie GoedeStede kunnen we een brede groep mensen een betaalbare woning bieden in Almere. Door de midden huurwoningen van ons woningfonds wonen hier straks ook mensen die niet in aanmerking komen voor sociale huur, maar wél een betaalbare woning zoeken. Wij waarderen deze manier van samenwerking; het biedt een directe bijdrage aan toekomstbestendige leefomgevingen.”
Antje de Groot-Schuttert, directeur bij Trebbe: ”In onze samenwerkingen met GoedeStede en BPD maken we volop gebruik van onze concepten. Daardoor kunnen we snel en efficiënt ontwikkelen en is er ruimte voor extra ambitie.”
De Stripmaker; een nieuwe woonbuurt voor iedereen
De Stripmaker is een nieuwe woonbuurt in Almere Buiten, gelegen vlak bij de Oostvaardersplassen. In totaal komen hier 112 betaalbare, duurzame woningen verdeeld over meerdere types. Zo komen er 18 portiekwoningen, een appartementencomplex met 21 appartementen, 42 rug-aan-rugwoningen en 31 eengezinswoningen. 24 eengezinswoningen zijn bestemd voor de middenhuur, de resterende 88 woningen en appartementen zijn bestemd voor de sociale huur. Door de grote variatie in woningtypes en woningen in zowel het sociale als in het middenhuursegment, is De Stripmaker bereikbaar voor een brede doelgroep.
Over het ontwerp van De Stripmaker
De Stripmaker is ontworpen de Inbo architecten. De architectuur is geïnspireerd op Franse industriële hoeves. De maat en de schaal hiervan sluiten goed aan op de locatie van De Stripmaker. De woningen en het appartementencomplex zijn gesitueerd rondom een centraal groen binnenterrein, waar straks ook ruimte is voor ontmoeting en recreatie. Het ontwerp laat zich kenmerken door goede metselwerkarchitectuur, waarbij de buitenzijde van het plan donkerder van toon is en aan de binnenzijde rondom het hof lichter. Er wordt gewerkt met witte accentvlakken, die een moderne vertaling zijn van de vakwerken van boerderijen en een helder ritme in gevelopeningen.
Over de ontwikkeling en bouw van De Stripmaker
GoedeStede ontwikkelde samen met Trebbe het plan voor De Stripmaker. Vanuit de gemeente werd de voorwaarde gesteld dat naast sociale huur, ook woningen in het middenhuursegment een plek kregen in De Stripmaker. Gedurende het ontwikkeltraject sloot BPD Gebiedsontwikkeling aan en nam een gedeelte van de ontwikkeling. Gezamenlijk is invulling gegeven aan de vraag naar goede en betaalbare woningen bestemd voor sociale huur en middenhuur. Trebbe startte de bouw van De Stripmaker medio november 2020. Naar verwachting wordt de laatste woning komend najaar opgeleverd.
Over de verhuur van woningen
De woningen die bestemd zijn voor de sociale verhuur, worden verhuurd door woningstichting GoedeStede. Meer informatie vindt u op www.goedestede.nl. De toewijzing van de woningen gaat via WoningNet regio Almere. BPD neemt 24 woningen af voor het BPD Woningfonds en verhuurt deze in het middenhuursegment. De woningen zullen op termijn worden verhuurd via MGVM en worden aangeboden op de site www.ikwilhuren.nu.
Behoefte aan samenwerking
Leen van Dijke: “Geeft die focus op samenwerking ook de mogelijkheid om wat meer een ‘flow’ te organiseren als het gaat om de verduurzamingsopgave? Als je de samenwerking zoekt, bijvoorbeeld met een corporatie, dan kun je juist daardoor toch ook beter langjarige arrangementen afspreken?”
Marinus den Harder: “Dat klopt. Binnen BestaandWonen hebben we een aantal ketensamenwerkingen met diverse woningcorporaties en je merkt dat het echt fantastisch werkt – als die behoefte aan samenwerking er inderdaad aan twee kanten is. Het staat of valt met de behoefte om elkaar iets te bieden en elkaar te versterken.”
Leen van Dijke: “Is dat mogelijk in een wereld van competitie en mededinging? Zo’n verbinding die verder gaat dan één project?”
Marinus den Harder: “Ja natuurlijk, maar niet op de traditionele manier. Je kan in competitieverband wel degelijk komen tot een beste partner voor langlopende trajecten. Het vraagt wél om een ander soort selectie. En het vraagt ook om een andere manier van met elkaar omgaan zodra de selectie heeft geleid tot een keuze. Want daarna ga je ook op een niet-traditionele manier met elkaar om. Dus wij hebben belangen, de woningcorporatie heeft belangen, onze co-makers hebben belangen en dat allemaal bij elkaar brengen, dat is nog wel wat.”
Leen van Dijke: “Wat is de kern van die vorm van samenwerken? Is dat vertrouwen, transparantie?”
Marinus den Harder: “Ik denk dat vertrouwen en transparantie eerder gevolgen zijn. Je wordt automatisch transparanter als een samenwerking goed gaat. Dat geldt ook voor vertrouwen. Ik denk dat het begint bij echte interesse in wat jij voor de ander kunt betekenen. In de oude bestekkencultuur keek je als bouwer alleen naar wat de klant dacht dat hij wilde hebben. Je was in feite een soort capaciteitsleverancier. Maar als je nauwer samenwerkt, dan begint het met luisteren. Je hebt mensen nodig die de skills hebben om te begrijpen waar je partner echt behoefte aan heeft. En die dat – indien mogelijk – ook kunnen doorvertalen naar een product.”
Leen van Dijke: “Er zijn dus blijkbaar grote onderlinge verschillen tussen corporaties, als het gaat om hun wensen?”
Marinus den Harder: “Uiteraard. Dé corporatie bestaat natuurlijk niet. Het zijn allemaal bedrijven met hun eigen karakter. Het verschil heeft bijvoorbeeld te maken met het type woningen in de portefeuille. In een relatief luxe buitengebied heb je een andere woningvoorraad dan wanneer je in het centrum van Rotterdam zit. Maar je hebt ook verschillende typen bewoners, verschillen in corporatiecultuur, en daar hoort ook steeds een andere vraagstelling en benaderingswijze bij.”
Communicatie met bewoners
Leen van Dijke: “Goed luisteren naar de bewoners lijkt me typisch iets waar een corporatie meer verstand van heeft dan een bouwer.”
Marinus den Harder: “Dat klopt wel, en zeker in het verleden was dat zo. Maar de bouwsector heeft wél bijgeleerd en het is nu steeds meer een samenspel van de bouwer en de corporatie. De vraag van corporaties is ook veranderd. Van te voren samen nadenken over een communicatieplan helpt enorm. Bewoners betrekken bij het maken van de plannen hoort daar bij. Dat betekent niet dat je alle wensen van de bewoners vanzelfsprekend invult, maar wel dat je duidelijk bent over waarom iets wel of niet kan. Dat zorgt voor draagvlak en een soepel proces.
We zeggen dan wel met z’n allen dat we goed luisteren naar bewoners, maar in de praktijk blijkt dat toch heel lastig te zijn, dat hebben we in de eerste jaren van de Stroomversnelling gemerkt. In die tijd hebben we op dit punt heel veel geleerd. Het is nog steeds een hele klus om de verduurzamingsambitie die we met z’n allen hebben goed te vertalen naar de behoeften en de woonlasten van de hedendaagse bewoner.”
Leen van Dijke: “Je ziet volgens mij twee verschillende scholen als het gaat om het behalen van 70% instemming. De ene zegt dat de bouwer dat moet doen, de andere vindt dat bij uitstek een klus voor de woningcorporatie.”
Marinus den Harder: “Ik denk dat je het per geval moet bekijken. En je kunt het bijvoorbeeld ook samen doen. Ik denk dat een bouwer over het algemeen de bewoner wat beter kan overtuigen op inhoud. Bijvoorbeeld door de technische voordelen te benoemen en het proces goed uit te leggen, waardoor de bewoner beter weet wat hem of haar te wachten staat.”
Luisteren naar de klant
Leen van Dijke: “Heb je het bij deze keukentafelgesprekken ook over comfortverbetering voor de bewoner?”
Marinus den Harder: “Het is vrij gevaarlijk om op voorhand ‘comfort’ te definiëren voor ‘de huurder’. Dat hebben we in de begintijd van Stroomversnelling gedaan. We zeiden toen: “U krijgt tegelijk ook een nieuwe badkamer en een nieuwe keuken bij de energetische renovatie, want daar wordt u blij van”. Vervolgens werd de bewoner er misschien best een beetje blij van, maar anderzijds werden bijvoorbeeld de lichtschakelaars en andere verouderde elementen niet vervangen – dus toch een beetje een vlag op een modderschuit – en de impact van zo’n badkamer op het hele renovatieproces was enorm. Bovendien was het ook nog eens kostbaar. Je kunt dus allerlei problemen creëren door op de verkeerde manier comfort ‘op te leggen’. Ik denk dat heel veel comfortvragen niet op woningniveau zitten, maar op wijkniveau. Met name als je kijkt naar het sociale, en ook naar het ecologische aspect van een wijk. Als je daar als Stroomversnelling nou ook eens goed naar kijkt, dan wordt het opeens een heel ander verhaal voor de bewoner. Bijvoorbeeld in de oudere wijken van grote steden.”
Leen van Dijke: “Wat komt Trebbe Groep brengen bij Stroomversnelling?”
Marinus den Harder: “Dat heeft veel te maken met nieuwe vormen van samenwerking, met luisteren naar de klant, en als het gaat om de bewoners een goede begeleiding en aandacht voor het sociaal-psychologische aspect. Als BestaandWonen ergens met een renovatie aan de slag gaat, dan benaderen we de bewoner als eigenaar van de woning. We doen niet alsof die woning een plek is waar we even moeten zijn om een klus af te maken. Onze eigen woonconsulenten zijn daarin een belangrijke schakel, en als je achteraf ziet hoe hun bijdrage door opdrachtgevers wordt geëvalueerd, dan ben ik daar trots op. Sterker nog: ik denk dat veel meer bouwers dat zouden moeten kunnen.”