Cobouw: Vader en zoon Trebbe, twee Heinen op één schip

Opvolging is bij familiebedrijven steeds vaker een probleem. Niet bij Trebbe dat de omzet na de crisis in vier jaar tijd zag verdubbelen. Vader en zoon zijn zelfs allebei nog aan boord, al had de oudste andere plannen. Een openhartig gesprek met Hein en Hein, directeur en directeur, tukker en tukker, vader en zoon. Over toen en nu, over hard werken en plezier, over een chronisch gebrek aan vaklieden en almaar oplopende bouwkosten. Over passie. Met een dosis humor. Vaak ruzie? “Nee”, zegt vader. “Ik vind het juist erg leuk om met mijn zoon samen te werken.” Zoon: “Valt tegen he?” Vader buldert van het lachen: “Hahahahaha.”

Het zijn geen interviewgevers. Maar als ze beginnen te praten, daar in Zwolle op een industrieterrein, over vroeger, passie, paplepels, innovaties, uitvoerders en grondposities, hebben ze daar wel schik in.

Hein (40) en Hein (72). Samen runnen ze het bedrijf, ooit opgericht door overgrootopa en over-overgrootopa in 1911. ‘Pa’ wilde eigenlijk al eerder afbouwen. Het is hem nog niet gelukt. Op zijn 72’ste is hij wekelijks nog zeker vier dagen in de weer. Zo ook deze woensdag in december. “Wilt u nog koffie?”

Niet van die omzetnastrevers

Trebbe boerde goed de afgelopen jaren. De omzet groeide tussen 2013 en 2017 van 137 miljoen euro naar 280 miljoen. Dit jaar zakken ze weer iets. “Ook prima hoor. We zijn niet van die omzet-nastrevers. De dingen die we doen, willen we beter doen. Je moet je bedrijf en mensen wel de kans geven om mee te bewegen. Dat is beter dan hard door groeien, dat gaat zich ergens een keer wreken.”

Deadlines voor kerst

Als een raket de crisis uit. Alsof het dal er bij Trebbe nooit was. Ook niet helemaal waar. “We zijn de crisis zonder verliesjaar doorgekomen en konden ons eigen vermogen op peil houden. Daardoor konden we vrij snel weer posities innemen vanuit eigen ontwikkeling.” Vader nuanceert de enorme groei. Hij is niet van het type, juichend in de gang bij weer een succesje. “We zijn in feite weer op het niveau waar we ons comfortabel voelen. Maar de periode tussen 2007 en 2010 was geen leuke. Überhaupt niet voor de ondernemers in Nederland, voor de bouw al helemaal niet.” Hoe anders is het nu. Deadlines voor de kerst. “De hele sector staat onder hoogspanning. Juist daarom zeiden we 2,5 jaar geleden bewust tegen elkaar; we matigen de groei. Als directie wil je gevoel houden met de projecten die je draait”, vindt Hein junior.

Hit en run

Vader vult hem aan. “Ik denk dat de betrokkenheid bij familiebedrijven over het algemeen groter is. Niet alleen van de directie, maar ook van de medewerkers. Omdat je het bedrijf anders aanstuurt dan die hele grote ondernemingen, dat is ook logisch. Minder hit en run, je kent je mensen goed. Focus op continuïteit is ook belangrijk. Kwartaalcijfers zijn voor ons niet interessant. Welke wel? Een keer per jaar moet je wel je cijfers hebben.”

Maar jullie willen dus niet groeien richting een miljard euro omzet?

“Nee, nee, nee”, reageert vader zonder aarzeling.

Denkt zijn opvolger/collega/zoon daar hetzelfde over?

“Haha. Ja. Haha.” En vader lacht mee.

Afscheid nemen bestaat niet

Op zoek naar typisch Trebbe. Vijf kantoren in het land. De regionale aanpak is afgelopen jaar losgelaten. Trebbe is meer gaan denken in “kenniscentra en businessunits”. Of liever gezegd: Trebbe wil meer specialisten.

45 jaar geleden begon de oudste Hein, nu 72, toen 27. Toen zijn zoon acht jaar geleden ook in de directie kwam, dacht hij al aan schoenen en wilgen. Het lot besloot anders.“Eigenlijk wilde ik op 66, 67-jarige leeftijd zeer sterk afbouwen. Maar ik vind het werk nog altijd leuk. Het geeft bovendien discipline aan je leven.”

Zoon knikt. Je hoort hem niet klagen. Er zijn goede werkafspraken. Vader ‘bouwt’ weer wat meer, net zoals vroeger. Hijzelf ontwikkelt, acquireert en is verantwoordelijk voor de staffuncties.“Maar de echt grote beslissingen, zoals het innemen van grondposities, of inschrijven op grote projecten, doen we samen.”

Waarom kunt u het vak niet loslaten? Wat is er zo mooi aan de bouw?

Vader: “Bouwen is een mooi vak hoor. Je maakt prachtige dingen. Ik rijd nog langs dingen die mijn opa heeft gebouwd, zoals het ziekenhuis in Groningen. Mijn grootvader is daar ooit begonnen, wij bouwen daar nog steeds. Dat is ons bekende stokpaardje, onze oudste opdrachtgever.”

Is de bouw sterk veranderd in al die jaren dat u hem meemaakte?

“Als je de bouw van nu vergelijkt met toen ik net begon, is dat echt een wereld van verschil. Iedereen zegt dat de bouw niet innovatief is, maar er heeft veel innovatie plaatsgevonden, al lopen we ver achter bij de auto-industrie, dat geef ik onmiddellijk toe. De hele prefabricage van het bouwproces, zeker in de woningbouw, heeft een enorme slag gemaakt. Het ziekenhuis in Enschede bouwden we helemaal prefab. Binnen een half jaar stond het casco, een werk van 90 miljoen. Dat is wel verdomd knap hoor.”

Maar als je alle verhalen over instortingen en ongevallen hoort, lijkt het wel alsof we nu slechter bouwen dan 25 jaar geleden. Is dat ook zo?

Zoon: “Dat denk ik niet. Natuurlijk moeten we het aantal ongevallen als sector terugdringen, maar alles ligt nu ook meer onder een vergrootglas. Het imago van de bouw kan nog wel een plusje gebruiken.”

Vader knikt: “De bouw is een prachtig vak, maar we zijn niet goed in staat dat over de bühne te krijgen.”

Zoon: “Tegenwoordig moet je jezelf als bouwer ook meer positioneren in de markt.”

Vader nuanceert: “Verhalen horen, vindt iedereen leuk, maar het is niet zo dat je daar meer opdrachten mee binnenhaalt. En ook niet op mijn blauwe ogen, die ik overigens niet heb. Je wordt geselecteerd op kennis.”

Zoon studeerde economie. Vader is echt opgegroeid op de bouwplaats. Zijn vader nam hem mee naar de bouwplaats toen hij nog een klein jongetje was.

“Wij woonden dichtbij de opslag en de timmerfabriek in Enschede. Het gebouwtje waar Trebbe in 1911 begonnen was, heeft mijn vader zelfs nog opgeblazen met dynamietstaven, samen met de toenmalige wethouder. Boem. Dat was mooi toen.”

De opvolging is nooit een beladen ding geweest, zegt zoon Hein. Het was niet zo dat hij zijn vader moest opvolgen: “Natuurlijk waren er altijd wel gesprekken over mijn toekomst, maar dat was in de volledige vrijheid. Sterker: mijn moeder heeft me weleens afgeraden om de bouw in te gaan. Ze zag hoe hard mijn vader werkte.”

Vader: “Maar zij was ook wel gek met het vak.” Zoon: “Maar ze vond dat het mijn eigen beslissing moest zijn. Ik heb ook een zus. Die zit niet in het bedrijf.” Vader: “Wat er ook gebeurt, ik ga nooit de bouw in, zei mijn dochter. Of ik me ooit zorgen heb gemaakt over een opvolger? Nooit. Mensen leven maar één keer, het moet je eigen keuze zijn. Je werk is een zeer essentieel onderdeel van je leven, als je daar een verkeerde keuze inmaakt, heb je daar veertig jaar last van. Mensen moeten na een loopbaan ook met plezier afscheid nemen. En niet denken, godzijdank ik mag weg.”

Zoon: “Ik heb wel een zoon. Twee zelfs, en een dochter. Maar die gun ik het om nog vele jaren jong te zijn en van het leven te genieten, ze zijn nog geen tien. Uiteindelijk moeten ook zij hun eigen keuzes maken.”

Vader: “Ik heb er destijds ook heel goed over nagedacht. Overwoog de betonbouw in te gaan en dat deed (en doet, red) Trebbe niet. “Wat ben je nou van plan”, zei mijn vader op een dag toen het niet zo goed ging in de betonbouw.” “Ik zit in dubio”, zei ik. “Je kunt ook twee jaar bij ons komen, kijken of je het leuk vindt.” Dat heb ik toen gedaan. Na die twee jaar had ik mijn plek gevonden. Toen ben ik gebleven. Nooit heb ik daar spijt van gehad.”

Is er in ruim 100 jaar tijd veel veranderd bij Trebbe?

Vader: “Ja. Vroeger waren we een bouwbedrijf met heel veel vaklieden. Nu zijn we veel groter en hebben we er veel minder.” Wat bouwen jullie? Zoon (of de vijfde generatie): “Wij doen alles boven de grond. Geen infra. Van tien woningen in het weiland tot een ziekenhuis in Breda en alles wat daar tussen zit.”

Wat zijn de mooiste opdrachten?

“Dat vind ik lastig om te zeggen. Een ziekenhuis vind ik echt een technisch en logistiek hoogstandje. Maar een project dat op 35 bureaus heeft gelegen, dat iedereen liet liggen, maar wij wel hebben gedaan, vind ik ook een hoogstandje. Een ontwikkeling die drie keer mislukte, die wij overnemen – en dan wel lukt – is gewoon gaaf.”

Het zijn best turbulente tijden. Wat wordt dé uitdaging voor de bouw de komende jaren?

Vader: “Tijd (snelheid van bouwen) is niet eens zo belangrijk. Ik denk dat de grootste uitdaging is om het betaalbaar te houden. Dat we processen zo inrichten dat we betaalbare woningen kunnen blijven bouwen. Die materiaalprijzen rijzen de pan uit, dat gaat zo verschrikkelijk snel. De regelgeving maakt bouwen ook duurder. Bijvoorbeeld het feit dat we aardgasvrij moeten bouwen. Dat betekent wel dat het bouwproces 15.000 euro duurder wordt. Mensen moeten dat wel kunnen betalen.”

Gasloos bouwen duur? De sector weet toch al jaren dat het eraan komt?

Zoon: “De kennis is er ook al wel en voor het ‘verbod’ hadden we ook al honderden woningen aardgasloos gebouwd, maar het is nog wel duurder. De uitdaging is dat we die bouwkosten omlaag krijgen.”

Vader: “Daar doen we onze uiterste best voor. Maar neem nou de hele energietransitie. Ik weet niet wie dat zou moeten maken. Ik zou niet weten waar we de vakmensen vandaan moeten halen om in 2050 co2-neutraal te zijn. Al die miljoenen woningen verduurzamen. Fysiek hebben we daar de mankracht niet voor. Dat moet je dus anders organiseren.”

Wat moet er bij jullie beter of anders?

Zoon: “Het tempo van verbetering moet altijd omhoog. De borging van onze processen. Ik kan wel honderden dingen verzinnen, maar dat geldt denk ik voor elk bedrijf.” Vader: “We moeten onze mensen op de bouwplaats minder belasten.”

Wat is typisch voor de bouwfamilie Trebbe? Kun je jullie imago – met alle respect – vergelijken met dat van Zwolle: vlees noch vis?

Vader: “Dat mag je best zeggen, en daar valt ook wel wat voor te zeggen. Wij horen bij de middelgrote familiebedrijven, die hebben altijd iets duaals. Ze kunnen een bepaalde schaal net niet maken, dat doen ze dan ook meestal niet, of we nemen grote projecten in combinatie aan en daar schaam ik me volstrekt niet voor. Dat gaat uitstekend, daar leer ik ook van.” Zoon: “Vlees noch vis heeft misschien een beetje een negatieve ondertoon, maar het past misschien ook wel bij onze bescheidenheid. Wij moeten ons gewoon focussen op de dingen waar wij goed in zijn. Dat is best veel, en voldoende om heel druk mee te zijn.” En zo vullen ze elkaar feilloos aan.

Vader is meer de bouwer, zoon de econoom. Verder zijn ze het over opvallend veel dingen wel eens. Zijn er dan helemaal geen verschillen?

Zoon tegen zijn vader. “Jij bent iets zakelijker.” Vader: “Dat denk ik ook.”

Is de zoon aardiger?

Zoon: “Dat mag jij beoordelen.”

Vader: “Dat denk ik wel. Hoewel ik goed over weg kan met ons personeel. Waar ik slecht tegen kan? Als iets in de soep loopt. En wat ik heel vervelend vind (ik word er niet chagrijnig van, mijn vader zei ook altijd; in bed moet je niet chagrijnig zijn, want dan kun je niet slapen, en problemen los je in bed niet op, al kun je wel problemen in bed krijgen). Maar eh, wat ik heel vervelend vind, is dat onze mensen zo ontzettend onder druk staan buiten, dat ze het zo moeilijk hebben met de steeds grotere problemen bij materiaalleveringen, werkzaamheden die zijn uitbesteed en de geleverde kwaliteit. Daar lijden ze echt onder. Hoe ik dat zie? Dat merk ik aan onze uitvoerders.”

Zoon: “Uitvoerders staan echt onder grote druk. Zij staan echt in de wind. De sergeant eigenlijk. Tussen hetgeen wat er bedacht is en wat er gemaakt moet worden.” Vader: “Hoe we dat meekrijgen? Dat hoor je als je ze spreekt. Je kunt er maar twee dingen aan doen. Meer op de fabriek maken. Meer standaardisatie en instroom sexier maken.” Zoon: “We zullen ook de bouwlogistiek moeten verbeteren, al is de snelheid inderdaad niet het belangrijkste item meer. Het is geen doel op zich meer om een woning vijf dagen eerder opgeleverd te krijgen. Je kunt beter het huis beter opleveren. Zo zijn we nu bezig met allerlei trajecten met onze co-makers om de voorspelbaarheid omhoog te krijgen en de prijs te laten zakken.”

Meer in fabriek bouwen, zeggen jullie. Wat doen jullie nog niet in de fabriek?

In koor: “Gevels.” “Wij zijn er al mee bezig. Want dat wordt een heel duur product, omdat de instroom van metselaars te gering is om de productie die voorligt aan te kunnen. Wij verwachten een deel van de productie binnen vijf jaar in de fabriek te doen.”

Ruzie?

“Zelden.” Soms zegt de één tegen de ander: het is jouw beslissing. Alsof je zegt: agree to disagree. Vader: “Het scheelt gewoon dat we dezelfde visie hebben over waar het bedrijf heen moet gaan. En ik vind het ook erg leuk om met mijn zoon samen te werken.” Zoon: “Valt tegen hé?” Vader buldert van het lachen. Zoon kan niet achterblijven. “Ik vind het ook ontzettend leuk om met mijn vader te werken. Ik weet niet of ik hem daardoor beter leer kennen. Het DNA van een Trebbenaar? Betrokken, ondernemend en betrouwbaar en echt van het samenwerken. In het besef dat de tijd die op ons afkomt, anders is dan die achter ons ligt. Sara (communicatiedeskundige) zegt altijd heel mooi: verandering is een constante factor.”

Slotvraag: Hoe moet Trebbe er over 50 jaar uitzien?

Vader: “Dan ben ik al tot bot verworden, dus dat zou ik niet weten. Maar ik geloof heilig in familiebedrijven, die zullen altijd blijven bestaan, zeker in de bouw.” Zoon: “Ons doel is dat we er over tien, honderd jaar nog zijn. Ons type bedrijf denkt kortweg aan morgen.” Hein en Hein. Twee Heinen op een schip. Koersvast, geen omzetnastrevers, van langdurige relaties, met een gulle lach. “Hahaha.”

Typisch Trebbe?

  • Geen omzetnastrevers
  • Lachers
  • Bescheiden
  • Niet van die grote interviewgevers
  • Alles boven de grond bouwers
  • Gewoon goede bouwers
  • Stabiel
  • Langdurige samenwerkers
  • Woning en utilitaire bouwers
  • Betrouwbaar, ondernemend en betrokken